Uit een krantenartikel van het Nieuwsblad van Geel (1964):

We laten Jef Lievens aan het woord. Hij is de man die wat opheldering kan brengen in dit mysterie, want Jef heeft al 84 jaar lang de geschiedenis van Bel meegemaakt. Maar zijn geest is nog zo jong als de jongste inwoner van Bel. Daarom is Jef voorzitter van de plaatselijke kerkraad geworden. Een kraniger kerkmeester kun je in Bel niet vinden.

 

“Wat ik nu vertel,” beweert Jef, “is allemaal waar en gebeurde rond 1900.

Ik was toen een twintiger en je weet hoe het gaat met jonge kerels; we haalden wel eens kattenkwaad uit, wat in mijn tijd veel voorkwam. En eigenlijk is het door één van onze grappen dat de Sint-Antoniusgilde is ontstaan. Het gebeurde op Sint-Antoniusdag…

Maar laat ik eerst wat vertellen over de viering van Sint-Antonius, zoals die in mijn tijd plaatsvond en zoals die nu nog, zij het in mindere mate, plaatsvindt. Dat zal helpen om de situatie beter te begrijpen.

Sint-Antoniusdag valt op 17 januari. Dat was destijds een grote feestdag, een hoogdag, en er werd niet gewerkt. Mensen kwamen van heinde en verre naar Bel, al van ‘s ochtends vroeg. Gewoonlijk was er een vroegmis en later op de ochtend een hoogmis. Het beeld van Sint-Antonius werd in het midden van de kerk opgesteld en mensen liepen een processie rondom het beeld. Ze kwamen om de zegen van Sint-Antonius over hun vee af te smeken, omdat hij wordt aangeroepen tegen veeziekten. Vooral tijdens epidemieën zoals de gevreesde mond- en klauwzeer had Sint-Antonius het druk.

Om Sint-Antonius gunstig te stemmen, offerden de mensen geld, de rijksten althans, terwijl de anderen een halve varkenskop schonken. Dat was de traditie, hoewel niemand precies weet waar die vandaan komt. Vaak waren de koppen gerookt en door de boeren in de schouw gedroogd om ze langer te bewaren. Voor het beeld stond een grote mand waarin de koppen werden gedeponeerd. Soms waren één of twee manden niet eens genoeg. Sommige jaren telden wel twintig tot dertig koppen. Na de hoogmis werden ze openbaar geveild, meestal in het kerkportaal. Eén van de kerkmeesters begon de veiling en het bieden volgde. Sommige koppen werden wel drie tot vier keer doorverkocht, vooral door mensen die zelf geen kop konden meebrengen, maar toch wilden bijdragen. Anderen namen de kop mee naar huis om er een lekkernij zoals zult van te maken. Zo’n kop bracht niet veel op, twee à drie frank was al heel wat, vooral in die tijd.

Rond de middag was alles afgelopen: de processie, de verkoop, de viering van Sint-Antonius. Maar ‘s middags ging men verder met het vieren van het varken, wat soms tot laat in de nacht duurde. En hier begint eigenlijk het verhaal van onze gilde. Een van mijn vrienden had ook een varkenskop gekocht en, het was al laat op de avond, stelde iemand voor om de kop gaar te stoven en ter plekke op te eten. Iedereen stemde in, maar toevallig was het die dag vrijdag, dus besloten we te wachten tot middernacht. Zo gezegd, zo gedaan. Op mijn voorstel besloten we vervolgens om elke maand wat geld in te leggen, zodat we het jaar daarop meer koppen konden opkopen. Dat werd gedaan, en we vonden het zo leuk dat we de jaren daarop geen koppen meer kochten, maar overstapten op een echte feestmaaltijd. We hadden een vaste dag van bijeenkomst, namelijk de maandag na Sint-Antoniusdag. En zo is de Sint-Antoniusgilde geleidelijk aan ontstaan.”

www.kempenserfgoed.be

Tot zover het verhaal van Jef Lievens, die we uiteraard moeten bedanken voor het delen van deze geheimen. In feite is hij dus de oprichter van de gilde. Maar uit zijn verhaal blijkt ook dat de gilde eigenlijk een informeel onderonsje was, een vereniging zonder statuten, wat je van een echte gilde wel zou verwachten. Na de eerste oprichting, die vrij toevallig tot stand kwam, kende de gilde nog een tweede oprichting in 1907. Dat blijkt tenminste uit het handgeschreven reglement dat toen werd opgesteld.

Het reglement is het enige tastbare overblijfsel van de verdwenen gilde. Het is een fraai, met pen geschreven document, bestaande uit 17 artikelen. Het is opgesteld alsof de tekst uit een theaterdoek tevoorschijn komt, met aan weerszijden twee Griekse zuilen. Het eerste artikel vermeldt de oprichting: “Er is een St.-Antoniuskring ingericht bij Hendrik Cools te Bel-Gheel, op 17 januari 1909.”

Het is duidelijk dat de gilde nooit een formele organisatie was, en de geschiedenis van deze gilde is grotendeels vergeten. Maar gelukkig blijft de viering van Sint-Antonius op 17 januari nog steeds bestaan, al is het niet meer de grote hoogdag van vroeger. Wat blijft, is de verkoop van de halve varkenskoppen, die tegenwoordig in het gildenhuis plaatsvindt en nog steeds flink wat opbrengt.

“Sint-Antonius heeft een varken, en dat varken heeft een sterretje, en dat sterretje heeft een krulletje, vivat Sint-Antonius’ molletje.”

Voor de boeren was dit een echte feestdag. Na de verkoop begon een andere viering en dat kon soms tot laat in de nacht duren en men zei; ’s morgens Toontje, ’s avonds het verken’. Het volgende verhaal doet de ronde: Men kon na het Toontjesfeest de vloer schuren met de gemorste jenever. Er werd gezongen:

Tussen pot en pint en goeie verkenskop

zingen, lachen, eten w’ alles op.

Roepend tot ons Toontje en z’n verken,

wel, we zullen ieder jaar zoo werken.

 

Last modified: 3 January 2025